Window-Cleaner Sees Paintings
Cars, laughter, noises: everything’s shut out
at seven up. All I hear is my sponge
and squeaky wheezing from the steel from which
I hang. Sometimes a cloud will speak to me
or I guess what a seagull has to say.
The humans: busy, pale, mute, behind glass.
At eight up art. That girl inside, that laugh,
who’s spied on her so much that she, immune
to compliments, thus looks into my face?
When does that sparrow-hawk escape its frame?
I’m hanging like an ice-cold painting here
that no one notices, I toil and wipe,
unveil the view once more – remake month
after month the unfaked clouds again.
Look. Now sunlight creeps into my frame.
* * *
GLAZENWASSER ZIET SCHILDERIJEN
Auto’s, gelach, geraas: alles slaat dood
op zeven hoog. Ik hoor alleen mijn spons
en het verkouden knarsen van het staal
waaraan ik hang. Soms spreekt een wolk mij aan
of gis ik wat een meeuw te zeggen heeft.
De mensen: druk, wit, stemloos, achter glas.
Op acht hoog kunst. Dat meisje daar, die lach,
wie heeft haar zo bespied dat ze immuun
voor complimenten mijn gezicht in kijkt?
En wanneer breekt die sperwer uit zijn lijst?
Ik hang hier als een ijskoud schilderij
waar niemand oog voor heeft, ik poets en zwoeg
en maak het uitzicht vrij – schilder er maand
na maand onvervalste wolken bij.
Kijk. Daar kruipt al zonlicht in mijn lijst.
Translated from the Dutch by John Irons, 2007
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment